dinsdag 6 oktober 2015

De slachtbank.

Vrijdag 27 februari, Half zes 's ochtends.

Ik werd wakker in de zetel. Mijn hals was een beetje stijf, een zetel is nu eenmaal geen bed, maar eens een hele nacht doorslapen had me deugd gedaan. Ik zette de espressoautomaat aan, en maakte me een geurende tas koffie. De slaap werd verdreven, en ik realiseerde me dat ik vandaag de bronchoscopie moest ondergaan. Ik had nog nooit in mijn leven dit meegemaakt, dus ik wist niet goed wat ik mocht verwachten. Ik ging er wel van uit dan het niet onmiddellijk onder de noemer aangenaam kon geplaatst worden. Een uurtje later nam ik een douche, en liep een beetje verloren rond tot het tijd was om naar het ziekenhuis te vertrekken. Mijn vriendin was intussen boven water, en ik vroeg haar of ze met me mee wou gaan naar de bronchoscopie. Zolang dat we voor half twee terug konden zijn, was er geen probleem. Om drie uur had ze een hoorcollege, dus als ik haar kon garanderen dat we rond half twee terug zouden zijn ging ze mee. Hoe in Godsnaam moest ik haar verzekeren dat het tegen dan achter de rug zou zijn. Ik was geen ervaringsdeskundige. Ik vertelde haar dat ik haar niet kon garanderen dat het om half twee achter de rug zou zijn, maar zei haar dat ik desnoods wel te voet terug naar huis zou komen als het wat zou uitlopen. Het ziekenhuis was immers maar een kilometer of drie van ons thuisadres. Onder die voorwaarden was ze bereid om mee te gaan.
Enkele uren later zaten we in de wachtkamer, en kreeg ik een pilletje dat mijn keel wat zou moeten verdoven. Het pilletje deed me niet veel, ik voelde eigenlijk niks.
Rond kwart voor tien werd ik door een vriendelijke verpleegster uitgenodigd om mee te komen.
Ze begeleidde me naar een kamer waar wat apparatuur opgesteld stond die ik onder de noemer medische archeologie plaatste, en ik werd verzocht om plaats te nemen aan een brancard. De brancard fungeerde als tafel. De pneumoloog kwam binnen, in een smetteloos witte short, en gaf me een buisje dat ik tussen mijn tanden moest houden. Ik mocht op dat buisje bijten. Hij zou met een darm, door dat buisje tot in mijn long gaan, kijken, en dan met een speciale tool een staal nemen van de tumor. Hij vroeg me om de hoest reflex die ik zou gaan voelen te onderdrukken en vooral gewoon te blijven ademen.
Ik knikte en hij begon eraan. Van het ogenblik dat ik dat buisje mijn keel voelde ingaan kreeg in de neiging tot hoesten, die ik, zoals afgesproken probeerde te onderdrukken. De slikreflex kon ik niet onderdrukken, en de pneumoloog zei me dat ik niet mocht slikken. Gemakkelijker gezegd dan gedaan. Redelijk geïrriteerd dacht ik: "Gemakkelijk praten jij, jij zit aan de juiste kant van die buis.".
Na een minuut of vijf prutsen zei de man mij dat hij de biopsie ging nemen. Ik zou een korte, stekende pijn voelen, drie tot vier keer, en dan zou het achter de rug zijn. Hij vertelde me dat ik het goed deed, en vroeg me nog even vol te houden.
De pneumoloog schoof via de buis zijn tool om de biopsie te nemen binnen. Ik voelde een stekende pijn, en onmiddellijk erna een niet meer te onderdrukken drang tot hoesten. Dus ik begon te hoesten. Speeksel vermengd met schuimend bloed kwam uit mijn mond, en spatte over de smetteloos witte jas van de pneumoloog, die ineens eruit zag als een slachter. De pneumoloog gaf staccato enkele instructies aan de verpleegkundige, en ik hoorde het woord adrenaline vallen. De arts nam een spuit aan van de verpleegkundige, zette die op de buis die in mijn longen zat, en spoot het goedje in. Instant verdween elke vorm van verdoving, en werd het hoesten onbedwingbaar. Deze keer was het helder bloed dat ik ophoestte, wat allemaal terecht kwam op de doktersjas van de pneumoloog. Vier spuiten en twintig minuten verder, waarvan er tien werden ingevuld met bloed uit mijn long aspireren, trok de man eindelijk het buisje uit mijn lichaam, en vroeg me op de brancard te gaan liggen, op mijn linker zijde. De man verdween uit de kamer, met zijn bebloede jas aan, naar zijn bureel aan de overkant van de gang. In die gang zat de volgende patiënt te wachten op zijn bronchoscopie, en ik zag stijgende paniek in zijn ogen. Nog eens tien minuten later kwam de pneumoloog de onderzoekskamer terug binnen, en vertelde me dat de biopsie was mislukt, omdat de tumor onmiddellijk hevig was beginnen bloeden. Hij had een nieuwe poging geregeld op maandag aanstaande. Ik vroeg aan de man of ik dan mijn vrienden Smith en Wesson mocht meebrengen, of als tweede optie, hij mij zou doorverwijzen naar het universitair ziekenhuis Gasthuisberg te Leuven. De arts begreep wat ik bedoelde, en gaf mij nog eens een kwartier later mijn documenten voor de artsen in Leuven. Een verstandige keuze van de man.
Bij het verlaten van de onderzoekskamer liep ik voorbij de patiënt die zat te wachten op zijn beurt, en ik kon het niet laten. "Ook hier voor een bronchscopie?", vroeg ik in het voorbijgaan. De man knikte bevestigend, met grote panische ogen. "Veel succes!", zei ik, en wandelde weg.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten