dinsdag 6 oktober 2015

De verheldering.

Donderdag 26 februari 2015. Het was half tien 's ochtends.
Ik had niet goed geslapen, en zat wat de suffen aan de keukentafel. De avond ervoor had ik toch nog een gesprek kunnen hebben met mijn vriendin, die me vertelde dat ze dit niet eerlijk vond. Eerst haar vader overleden aan kanker, dan de examens die in het water waren gevallen voor haar, dan de problemen met het gedrag van haar jongste zoon, en nu ik die met kanker zat. Ze vond dat het tij wel eens mocht gaan keren, en er terug wat zon in haar leven mocht komen. Ze vond van zichzelf dat ze een hele sterke vrouw was, om dit allemaal door te moeten maken en toch rechtop te blijven en te blijven studeren. Wanneer ik terug zou kunnen gaan werken was blijkbaar ook een grote bekommernis voor haar, want die vraag heeft ze die avond enkele keren gesteld.
Ik stelde vast dat het voornamelijk haar eigen muizenissen waren die haar bezig hielden. En ze weigerde van aan te nemen dat er een flinke tumor in mijn longen was ontdekt. Ik moest niet meteen een huisarts geloven, die schaduw kon zeker ook van het roken zijn.
Ik heb haar gevraagd of ze mee ging om die CT scan te laten maken. Aansluitend was er een consultatie bij een pneumoloog gepland, om de resultaten van de scan te bespreken. Ik argumenteerde dat ze dan uit eerste hand de diagnose kon horen, en er zeker van kon zijn dat ik de waarheid geen geweld aan deed. Ze had die dag geen hoorcolleges, dus dat kon ze dan wel doen.
Om half drie in de namiddag was de scan in het lokale ziekenhuis gemaakt, en zaten we in een klein kantoortje te wachten op de pneumoloog en zijn bevindingen.
De man kwam binnen, stelde zich voor en zette zich achter zijn bureautafel. Met een bedrukt gezicht vertelde hij mij dat er in mijn linkerlong een tumor zat, en een grote. Een heel grote.
Ik vroeg hem of die tumor te behandelen was, en zo ja op welke manier. Hij antwoordde me dat dit momenteel nog niet duidelijk was, dat er eerst verdere onderzoeken moesten gebeuren, maar hij herhaalde weer dat de tumor wel heel groot was. Hij wou een biopsie van de tumor, om te weten met welk soort kanker we te maken hadden, en hij had al alles gedaan om ervoor te zorgen dat ik de dag nadien om half tien in de ochtend kon komen voor die biopsie. Hij zou die doen met een bronchoscopie, waarbij hij via mijn mond en keel met een buisje tot in de long zou gaan, en dan met een punctie apparaat een beetje van het tumorweefsel zou afnemen. Ik noteerde de afspraak, en ging met mijn vriendin terug huiswaarts.
We stopten onderweg in een restaurant waar we wel eens wat meer wat gingen eten, omdat ik geen zin had om te koken en daarna weer op te ruimen.
Ik bestelde een fles wijn, en een entrecote van 350 gram, met bearnaise saus en frietjes. Onwillekeurig moest ik denken aan een galgenmaal. Mijn vriendin ratelde door over de ene of de andere docent die zijn les niet naar behoren gaf, en dat haar medestudenten daar ook scha en schande over spraken. Het kwam bij mij gefilterd door, alsof er watjes in mijn oren zaten, en toen ik haar aankeek kwam er boosheid in mij op. Ik dacht:"Mens, je bent 47, geen 18, kleedt en vooral gedraag je daar nu eens naar.".
Het was alsof plots de schellen me van de ogen vielen, en ik, hoe vreemd dit ook mag klinken, de dingen plots in het juiste perspectief zag.
Voor mij zat ineens niet meer mijn vriendin, maar een vrouw die intussen al drie jaar op mijn kap leefde, onder het mom dat ze geen werk vond terug wilde studeren, maar eigenlijk gewoon niet wou werken. Het daagde me ineens ook dat ze al die jaren nooit, maar dan ook nooit enige moeite had gedaan om haar steentje bij te dragen in de gemeenschappelijke kosten, en eigenlijk ook nooit had opengestaan voor anderen. Ze was steeds met zichzelf bezig geweest, en met haar kinderen. Ze maakte van haar problemen het probleem van een ander. Er de problemen van een ander had ze nooit tot de hare gemaakt.
Het was een bizar moment, helder als een strenge vorstdag onder stralende hemel.
Op een fractie van een seconde lagen de puzzelstukken allemaal op hun plaats.
Ik keek haar aan, zag haar mond bewegen, ze ratelde maar door, en niets ervan drong meer door. Ik zat even in een cocon, afgeschermd van de snedige woorden die staccato  in mijn richting beleven komen, ondersteund door heftig gesticulerende gebaren van haar handen en armen. En ik besefte op dat moment dat ik niet één maar twee kankers in mijn leven had, en ik wist niet welke de hardste was om een gevecht tegen te beginnen. Wat wel duidelijk was, glashelder, was dat ik beide kankers uit mijn leven wou hebben, en ik daar keihard voor zou vechten.
Na de maaltijd betaalde ik de rekening, en we reden naar huis. Mijn vriendin kroop weer achter haar laptop, ik achter de televisie. En voor de eerste keer sedert lange tijd was de slaap me genadig, en heb ik echt rustig geslapen. Op de zetel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten