zondag 13 november 2016

De oorverdovende stilte en het uilskuiken.

Zondagavond. Ik ben weer klaarwakker.
De cortisone die ik als premedicatie neem voor een chemo dosis doet haar werk. Ik krijg er een energie boost van die Klaas Vaak vakkundig op een afstand houdt tot een uur of twee, drie in de ochtend.
Tijd om te schrijven.
Het was een eigenaardig weekend.
In de nacht van woensdag op donderdag werd ik geveld door een infectie van de luchtwegen, waar ik gisteren al over schreef.
De energie die ik normaal terugvind in een chemoloze week bleef deze keer uit. Ik voelde me zoals iedereen zich voelt met een snotvalling, maar dan wat uitvergroot.
Je kan het best vergelijken met het gevoel dat je hebt als je geveld bent door een flinke griep.
Woensdag was een hangdag, ik had het al onder de leden, en vond geen inspiratie noch de fut om te koken.
Hanne stelde voor om zelf wat te koken, ondanks de lange dagen die ze op het werk maakte.
Ik stelde voor om een Esra'ke te doen. Esra is de naam van de kebab zaak vijf deuren voorbij de onze. Het werd een Esra'ke.
Donderdag was helemaal een dag van slapen, hoesten, zweten en me ellendig voelen. En opnieuw vond ik de nodige fut niet om iets te eten op tafel te zetten.
Toen Hanne zelf doodmoe thuis kwam van haar werk stelde ik voor om eens extravagant te doen en twee avonden op rij een kebab te eten. Niet mijn gewone doen, want ik geloof heilig in gezonde voeding uit een traditionele keuken. Het was allemaal goed voor Hanne, al zag ik wel een bedenkelijke en licht verontrustte blik.
Vrijdag heb ik me uit de zetel gehesen, ben ik om boodschappen gegaan en heb me achter de potten gezet. Zwetend en kuchend, maar ik vond het zelf genoeg geweest. Ik wou, moest en zou koken.
Hanne vond het ook genoeg geweest, en vroeg me met antibiotica te starten om erger te voorkomen. Haar bezorgde blik en de koortsthermometer trokken me over de streep.
Want in mijn geval kan zo'n infectie snel uit de hand lopen, met alle gevolgen van dien. Wat Hanne ook weet.
Zaterdag voelde ik me ok genoeg om samen met Hanne in het lokale supermarktje wat boodschappen te gaan doen. Tot we terug thuiskwamen, en ik weer een opstoot kreeg van koorts.
Hanne wou nog enkele boodschappen doen na het middageten, vond het geen goed idee dat ik meeging en vertrok alleen.
Twee uur later kwam thuis met haar boodschappenlijstje en een comfortabele training voor me, zodat ik niet altijd of in pyjama of fully dressed moest lopen.
Zo lief van haar. Zelf had ze voor haar ook enkele leuke spulletjes bij, die ze fier toonde, en trok toen vreemd genoeg ons tuintje in.
Hanne heeft geen groene vingers.
Het was guur en koud weer.
En toch wou ze per sé het tuintje winterklaar.
Ik liet haar doen. Ze liep er ook een beetje afwezig bij.
En na het tuintje nam ze haar 'dressing' grondig onder handen.
Toen ik haar vroeg of er wat scheelde kreeg ik als antwoord dat haar 'hormonen' wat opspeelden.
Vandaag stond ze op, en is ze bijna de hele dag als een bezetene in huis bezig geweest.
Ze heeft alles met de figuurlijke tandenborstel gepoetst, de was erdoor gejaagd en gelijk de strijk ook.
Ik mocht van haar niet helpen, ik moest rusten zei ze me.
Ik voelde dat er wat dwars zat bij haar, maar kon er de vinger niet op leggen.
Als ik haar vroeg wat ze haar dwars zat zei ze "Niets, ik heb een off dagje, dat draait wel door".
Tot ze daarstraks me een knuffel kwam geven, en ik een traan voelde.
Toen kwam het eruit.
De snotvalling had haar bang gemaakt. Ze had de hoestbuien gezien, ze had mijn ademhaling horen piepen en ze werd ineens terug geconfronteerd met die kanker. Ze had een wake up call gekregen zei ze en was eventjes terug met de twee voeten op de grond gezet.
Het waren voor haar drie bange dagen geweest en ze wou me niet belasten met haar eigen angsten.
Ze was ongerust en ze was blij dat ze vandaag ook echt zag dat ik me wat beter voelde, en de koorts verdwenen was.
Ineens viel het puzzeltje in elkaar.
Om de doemgedachten te verdrijven was ze dan maar aan de slag gegaan.
Bezig zijn zou haar hopelijk niet meer doen piekeren en de angst verdrijven.
Want zo ken ik haar. Als Hanne ergens mee zit gaat ze of met opgetrokken knieën onder een fleece in de zetel wat zitten rond zappen, of ze gaat in 'opruimmodus'.
En ze kruipt op haar eiland...
Ik voelde me een gigantisch uilskuiken. Ik had dit moeten zien, had dit moeten kunnen duiden.
In mijn eigen knokken tegen kanker was ik vergeten wat die kanker met de mensen rondom mij doet.
Want ik durf blijkbaar vergeten dat die mensen ook hun ogen niet in hun zak hebben. En door de façade van me heen kijken.
Dat die banale infectie angsten bij hun losmaakt, ongerustheid veroorzaakt en hun emoties in een rollercoaster doet belanden.
Er 'wat als' verhalen ontstaan in hun hoofd.
Hanne heeft me niet willen vertellen wat er in haar omging, omdat ze me wou sparen.
Omdat ik al genoeg aan mijn hoofd heb volgens haar.
De mensen om me heen zijn veel meer met me bezig dan ik vermoedde.
Ze worden even hard met de kanker geconfronteerd als ik. Op een andere manier, maar even hard.
Ik leefde in de illusie dat als ik hard genoeg knok, de kanker zo lang als mogelijk onder de knoet hou, mijn vrouw, mijn familie en mijn vrienden gerustgesteld zouden zijn.
Niets is minder waar.
Verhelderend voor me, al had ik dit licht veel en veel eerder moeten zien.
Het duidt de oorverdovende stilte die ik soms krijg na een relaas over het grote gevecht.
Het is niet alleen mijn gevecht.
Het is het gevecht van iedereen die me graag ziet, en iedereen die ik graag zie.
Ik heb moedige mensen rondom me...
Er bestaat geen handleiding over hoe je met kanker of ziekten omgaat.
Je moet het zelf uitzoeken.
En dat is ook zo voor je naasten.
Maar laat dit duidelijk zijn, lieve mensen rondom mij.
You'll never walk alone.
Niet zolang ik leef.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten