It’s there again.
The urge to write. Met vierentwintig uur vertraging deze keer, maar na een
familiesauna dag, met drie opgietsessies op het palmares was mijn kaars
gisteren ook klein. Niet uit maar klein. De cortisone deed zijn werk weer, maar
werd danig ondergraven door de uitputtingsslag van de opgietsessies.
Vandaag ziet
die cortisone zijn kans schoon, en houd me wakker. Mijn geest draait tegen 200
in’t uur, is haarscherp, en eerder war - minded, doordat er hier en daar mensen
zijn die fundamentele afspraken niet hebben nageleefd en daardoor mij in een
lastig parket brengen om door mij gemaakte afspraken na te leven. Ze gaan me
vinden met de oorlogsschoenen aan, en ik kan je garanderen, daar gaat niemand
vrolijker van worden. De kruik gaat zolang te water tot ze barst. I don’t get mad
anymore, I get even. Triple.
Terwijl ik
me aan de andere kant doodmoe voel.
Niet zo
vreemd na de derde nacht op de bank, met telkens een paar uren slaap, (de
laatste nacht anderhalf uur) omdat ik mijn vrouw niet wil wakker houden met
mijn gewoel, en onze flat maar één slaapkamer heeft.
Stilaan tijd
misschien om iets ruimer oorden te gaan opzoeken, met een logeerkamer, waar ik
onze tweede televisie kan installeren, en de slapeloze nachten iets
comfortabeler kan doorbrengen dan op de zetel. En misschien, na een paar uur
woelen zonder mijn vrouw wakker naast me wakker te houden wel de genade kan
vinden van een paar uur diepe slaap.
Ik heb nooit
echt veel slaap nodig gehad, maar acht uurtjes op drie nachten is voor mij ook
te weinig van het goede. Het mochten er vijftien of zestien zijn geweest.
Je kan er je
klok op gelijk zetten intussen, de uitvergroting van de nevenwerkingen die bij
de chemobehandeling horen en samen met het cumulatief effect van die
behandeling zich ook exponentieel manifesteren.
Deze week is
het week drie van de behandelingscyclus, en ik weet nu al dat die gaat
aankomen. Ik weet wat me te wachten staat, en begin vrouwen te begrijpen die
mega opkijken tegen de eveneens vier wekelijkse cyclus compleet met ongemakken
en nevenverschijnselen. Al kan je de nevenwerkingen van een chemo als enige wapen tegen een
kleincellige kanker in niets vergelijken met die eigen aan een menstruatie.
Aftose is
coming. Ik ga weer drie, vier dagen rondlopen met een compleet ontstoken mond,
aangevuld met aften met grootheidswaanzin, op en onder de tong, op de lippen en
de binnenkant van de wangen. Dapper bijgestaan door een mondbeslag dat eveneens
op de tong, de wangen en het gehemelte tiert en dat je hetzelfde gevoel geven als wanneer
je een zak van een kilo zuurtjes hebt weggewerkt en het gevoel hebt daarna op
bloot vlees te zitten. Da’s dus weer drie, vier dagen radio silence, zorgvuldig
je voeding kiezen, melk drinken, want daar zit toch nog iets van voedingswaarde
in, en de rit uitzitten.
De zwemvliesvoeten
en bijbehorende goosewalk zijn ook weer in aantocht. Wat me blikken gaat
opleveren van ‘wat is er mis met u kerel’, en waar de staarder zich op dun ijs
gaat begeven omdat mijn tolerantievermogen op een uiterst laag pitje gaat
staan, en een bitsig woord van mijn kant niet ver weg is.
Och, zolang ik de
grijns niet van die paljas of trut zijn/haar gezicht mep, en mijn
zelfbeheersing kan bewaren ben ik allang blij. Volgende week een pint gaan
drinken doe ik beter in het gezelschap van mijn vrouw, die zoiets intussen van
op een kilometer ziet aankomen en me tijdig terugfluit.
Fester Adams
gaat zich weer meester maken van mijn uiterlijk, en de futloosheid, want
vermoeidheid kan je het niet echt noemen, gaat ook weer laten weten dat ze er
is.
Zweten bij
vriestemperaturen en bevriezen bij een kamertemperatuur van 26° C horen er ook
weer bij. Pijn aan het haar dat ik niet meer heb (fantoompijn noemen ze dat),
zullen het feestje ook weer vervoegen. Wijn gaat weer een paar dagen naar stront
smaken, en van stront weet ik niet hoe die smaakt want dat heb ik ondanks alles
nog niet op het menu gezet. Ik zal mijn speculaas wel soppen in de koffie, dat
komt in de buurt, visueel dan toch.
Je wordt inventief in de keuze van wat je
eet met een bakkes dat aanvoelt als één grote open wonde.
Week drie
van de chemo. Different week, same shit. En deze keer niet in het idyllische
Curaçao, waar het allemaal een heel stuk beter te dragen was.
Soms heb ik
zo iets van, het hoeft niet meer. Houd uw zaksje vergif en uw pillen. Maar dan
zie ik mijn vrouw, mijn familie en mijn vrienden en vind ik de kracht om door
te zetten, want voor mij hoeft het dan in die momentopname niet meer, maar die
mensen verdienen beter. Ik moet voor hun blijven vechten, punt.
En de
pijngrenzen verleggen zich ook naarmate de behandeling vordert, en de
chemo dosissen zich blijven opstapelen.
Smeet dit
anderhalf jaar geleden naar mijn hoofd, en ik zou als een kleuter om mijn
moeder geroepen hebben, doorgedraaid zijn, en de handdoek geworpen hebben.
Alles went
zeker. Ook pijn en vervelende nevenwerkingen. Want na week drie komt week vier.
Zonder chemo, en dan verdwijnen die nevenwerkingen even snel als ze kwamen
opzetten.
Ik voel me dan weer even de Peter van vroeger, zolang ik de
confrontatie met de spiegel vermijdt. Want die zet je dan weer zonder enig
medelijden met de twee voeten op de grond. Dus kijken we niet in de spiegel, en
teren op het ‘gezonde gevoel’, en is het leven weer even mooier. Ik lach dan
met de duistere gedachten van de week ervoor, vind mezelf een idioot dat ik
dat doemdenken toch even toeliet, vind mezelf een sukkel omdat ik vond dat ik
pijn had. Want als de pijn weg is, vergeet je heel snel wat die met je deed. De
veerkracht van een mens als het even wat beter gaat is fenomenaal. Zonder te
willen pochen, ik sta soms van mezelf te kijken.
Naderhand toch,
als de strijd weer is geleverd, en de pijn is geleden.
In de
euforie van de pijnloze dagen, wars van al de nevenwerkingen, lijkt de pijn
eerder op pijntjes, en het gedag van me tijdens het ondergaan van die pijntjes
eerder kleinzerig dan heldhaftig. Ik kan weer de hele wereld aan, heb energie
en goesting.
Totdat het
cumulatief effect van de opstapelende chemo weer van zich laat horen. Dan gaan
we weer naar het begin van dit stukje. Voor de zeventiende keer intussen.
En dan naar de achttiende, en de negentiende. Hopelijk ook naar de honderdste keer. Omdat mijn
vrouw, mijn familie en mijn vrienden het verdienen. Niet zozeer voor mezelf.
Maar voor hun.
Om hun niet
te ontgoochelen.
En om de
degenen die me liever vandaag dood zien dan morgen te pesten.
Want uit
pesten haal je ook kracht en doorzettingsvermogen, geloof me.
Zolang het
subtiel blijft en het bij hun grenzeloze frustraties opwekt waaraan ik me kan
voeden. Gewoon door te blijven leven.
‘Eat it
succers’ gaat er dan door mijn hoofd.
En ook omdat de
vraagtekens bij de geleerde bollen die 'mijn blijven volharden' opwekken me
plezieren. De onbegrijpelijke gelaatsuitdrukkingen op hun hoofden waar heelder universitaire
bibliotheken aan boekenkennis in schuilen en die niet zien of vatten waar deze
Abraham zijn mosterd haalt doen me genieten.
Gemeen, ik
weet het, maar ze lazen de verkeerde boeken blijkbaar. En ik put daar kracht
uit. Telkens opnieuw.
Omdat ik
mijn stilzwijgen langer ga volhouden dan hun vragen van ‘leg eens uit ajb’. Ik
moet dit maximum nog drie jaar uithouden.
Van een pot assen moet je niet veel
antwoorden meer verwachten.
Geen
eigenlijk.
Zij hebben
daarna nog twintig, dertig of zelfs een enkeling(e) hier en daar nog veertig
jaar om het juiste boek te zoeken en te lezen.
En het licht
te zien.
‘Let the light shine on me.’
Niet met
mijn zaklamp. Ik heb geen reserve batterijen meer, en ben redelijk karig met
dat licht aan te steken om voor derden de geest te verlichten. Zeker niet als
ze niet tot de groep van echtgenote, familie of echte vrienden horen.
Wat baten
kaars en bril, als de uil niet zien en lezen wil.
En intussen
dorst deze boer noestig verder. Soms met volle kracht, en soms met flut slagen. Maar
ik blijf wel dorsen.
Tot spijt
van wie het benijdt.
In the end, I always get what I
want.
Op de
valreep dikwijls, maar dat is goed genoeg.
In dit
project, knokken tegen kanker, ga ik way over deadline. Voor de eerste keer, en volledig bewust. En
over budget.
Het budget van de sponsor van de studie.
Die zit nu al met een rood dossier. Omdat
ik het vertik van dood te gaan.
Het brengt
een glimlach op mijn gezicht.
There is always someone who beats
your contractual terms.
Pain in the ass?
The pleasure of signing your
contract was all mine…
In de
ruimste zin van de betekenis, en voor eender welke contractant.
De CT scan
van volgende week brengt het verhaal van de voorbije anderhalf jaar.
Stabiel.
Eat your hat, and then your shoe, sponsor...
Als je een
contract met me tekende dat je de behandeling blijft betalen zolang ze baat en ik leef, en er op rekende
dat dit na vijf maanden over and out zou zijn, wrong bet.
Aan de andere kant, als je me
geld moet, ga je betalen. Punt. Afspraak is afspraak.
Zodat ik mijn afspraken ook kan blijven
nakomen.
Eerder laat
ik mijn kaars niet uitblazen.
De dingen
zullen geregeld zijn zoals ik die wil geregeld hebben.
Ik herhaal: In the end I always get
what I want. And when I have every thing I wanted, it's time to die.
Er staat nog heel wat op de verlanglijst, en dat gaat nog veel, heel veel tijd vragen.
Jaren...
Tot vreugde van enkelen, en spijt van velen.
ik ga er niet nog slechter van slapen.
Integendeel.