Donderdagavond,
iets na elf ’s avonds.
Hanne is net
slapen. Ik kan niet slapen.
Zoals gewoonlijk.
And I feel the urge to write.
Het is al
even geleden dat ik hier wat schreef. Vier weken of zoiets.
Vannacht
wordt een slapeloze nacht. Met stellige zekerheid.
Er staat een
morgen nieuwe scan op de agenda. Na drie cycli OCA chemo, negen weken dus, zal
ik morgen weten of die chemo ook effectief zoden aan de dijk zet. Het voelt een
beetje aan als naar de rechtbank gaan waarbij het onderzoek negen weken geleden
werd afgerond en de uitspraak morgen valt.
Het is echt wel
een belangrijke scan morgen.
Voor mij.
En voor mijn
vrouw, mijn familie en vrienden.
Het is
namelijk erop of eronder.
Na deze
chemo ligt er niks van behandelingen meer.
Of de chemo
helpt, houdt tegen en wordt voortgezet, of de chemo helpt niet en zijn we uitbehandeld.
Prison
break, the sequel?
Wat mij
betreft mag de release van deze sequel ergens in 2030 of zo gepland worden,
maar evengoed staat ie voor het einde van deze maand op de agenda.
Het houdt me
wakker. Al een paar dagen en vandaag zeker.
Dat verdict
gaat vallen, sowieso, daar ben ik me intussen al meer dan twee jaar van bewust.
Het komt nu alleen akelig dicht kort bij. En dat is best wel confronterend.
Ik hoop
morgen ergens rond een uur of vier, vijf, zes in de avond opgelucht adem te
mogen halen, al is adem halen hier de contaminatie van sarcasme en cynisme ten
top.
En als
opgelucht adem halen er niet meer zou in zitten, dan zal ik koppig blijven adem
halen, desnoods piepend en schurkend, de pijn verbijtend, want geloof me, die
kanker is inventief in het verzinnen van steeds weer nieuwe en andere vormen
van pijn die lijken uitgevonden te zijn door de ultieme sadist om het je leven
zo zuur als mogelijk te maken.
Kanker is
dan eigenlijk ook de verpersoonlijking van sadisme.
Maar daar
gaan we het hier en nu niet over hebben.
Wel over
morgen.
De scan. Een
scan in de routine van UZ Gasthuisberg, Eén van de honderden die ze morgen
maken.
“Mijnheer
Schodts, we begrijpen dat u pijn heeft in de linker schouder, maar u zal toch
even moeten proberen om beide armen boven het hoofd te tillen. Voor een minuut
of zeven.”
En ik ga dat
doen, omdat ik niet wil toegeven aan die kanker. Omdat ik intussen best wel
weet waarom die linker schouder pijn doet als hel wanneer ik met de linkerarm
aan mijn achterste wil krabben, of mijn jas of hemd wil aandoen. De scan gaat
daar ook aandacht aan besteden, ze gaan eens kijken of er geen pees is
afgescheurd of zo.
Er is geen pees
afgescheurd en er zit geen ontsteking op die spieren. ‘Frozen shoulder’ ligt
niet in de lijn van een logische diagnose. Het kan, maar het zou me verbazen.
Na seffens tweeënhalf jaar van alles te voelen wat een normaal en gezond mens
niet voelt ben ik best wel een ervaringsdeskundige geworden in het stellen van
mijn eigen diagnoses. En dat is geen afgescheurde pees of hardnekkige
ontsteking.
Wat de
uitkomst van de scan morgen ook brengt,
ik ga eisen van de prof dat hij de laatste liggende behandeling voortzet.
Als ze niet
stabiliseert dan ga ik er van uit dat die tenminste de zaak wat vertraagt en
ophoudt.
Doemdenken
is aan mij niet besteed. Dat laat ik graag over aan de sukkels die denken dat
een ingegroeide teennagel de ultieme tegenslag betekent. Of als de weegschaal
enkele kilo’s naar de verkeerde kant uitslaat hun wereld vergaat.
Ik blijf er
graag nuchter bij. Geen optimisme, geen pessimisme, wel realisme.
Morgen, de
zoveelste D-day.
Ook dat leer
je op den duur relativeren.
Want ooit is
D-day Doomsday.
Ik hoop
alleen morgen nog niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten